In deze zaak gaat het om de vraag of een werkgever de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht mag vernietigen op de grond dat die overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van bedrog door de werknemer en of de werknemer in dat geval het loon terug moet betalen.

Feiten

Werknemer solliciteert in 2016 naar de functie psychotherapeut en Directeur Zorg. Op zijn cv vermeldt hij diverse lidmaatschappen bij specialistenverenigingen en behaalde opleidingen. Hij wordt per januari 2017 benoemd als statutair bestuurder en krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Medio 2017 ontvangt de werkgever bericht van een van de verenigingen dat daar niets bekend is over zijn lidmaatschap of opleiding. Daarop volgend heeft de werkgever de werknemer bericht dat hij vanwege deze leugens en zijn slechte functioneren zal worden ontslagen als statutair bestuurder en werknemer. Middels een e-mail worden vervolgens het aandeelhoudersbesluit tot benoeming en de arbeidsovereenkomst vernietigd wegens bedrog.   Hierna ontvangt de werkgever nog bericht van andere verenigingen dat de werknemer ook daar geen lid is (geweest) en blijkt dat hij niet langer (BIG-) geregistreerd is. Bovendien wordt hem door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een beroepsverbod opgelegd wegens het laakbare, zeer onzorgvuldige en bewust misleidende gedrag.

Eerste aanleg en hoger beroep

Werkgever verzoekt de kantonrechter de werknemer te veroordelen tot terugbetaling van het uitbetaalde loon omdat die betaling onverschuldigd gedaan is. De betaling is volgens de werkgever gebaseerd op een overeenkomst die onder invloed van bedrog tot stand is gekomen en daarom zonder tussenkomst van een rechter is vernietigd. De kantonrechter en het Hof wijzen het verzoek af en oordelen dat buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst vanwege het gesloten systeem van het ontslagrecht alleen mogelijk is indien wordt voldaan aan de eis dat de arbeidsovereenkomst geheel inhoudsloos is geworden door het gepleegde bedrog.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de werkgever zich ondanks het gesloten ontslagstelsel kan beroepen op de (buitengerechtelijke) vernietiging indien bedrog aanwezig is.

Hierop brengt de Hoge Raad wel een nuancering aan: de rechter kan de vernietiging geheel of voor een deel ongedaan maken als de al ingetreden gevolgen van de arbeidsovereenkomst moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden. Hiernaast kan een beroep op vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook onaanvaardbaar zijn.

Tenslotte oordeelt de Hoge Raad dat aan een beroep op bedrog niet de eis wordt gesteld dat de arbeidsovereenkomst geheel inhoudsloos is geworden. Wel kan er met het gegeven dat de arbeidsovereenkomst voordeel voor de werkgever heeft opgeleverd rekening worden gehouden bij het bepalen of de betaling al dan niet (deels) terug betaald dient te worden.

Hoge Raad 7 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:213