Een slapend dienstverband is een dienstverband dat na 104 weken arbeidsongeschiktheid niet is beëindigd, terwijl de werknemer geen werkzaamheden meer uitvoert en er geen loon meer wordt betaald.

In 2019 oordeelde de Hoge Raad in de Xella-beschikking dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap gehouden is in te stemmen met beëindiging van een slapend dienstverband onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding. Deze hoeft niet hoger te zijn dan het bedrag dat aan transitievergoeding is opgebouwd na het einde van de wachttijd.

Het Hof concludeert in deze uitspraak dat enkel in de situatie waarin op verzoek van werknemer het slapende dienstverband met wederzijds goedvinden wordt beëindigd, geldt dat de opbouw van de transitievergoeding stopt zodra de wachttermijn van 104 weken is gehaald. In de overige situaties wordt de transitievergoeding gewoon opgebouwd tot de datum dat de werknemer daadwerkelijk uit dienst treedt.

Feiten
Werknemer is gedurende drie periodes voor onbepaalde tijd als schilder in dienst geweest van werkgever, steeds met tussenpozen van meer dan drie maar minder dan zes maanden. De derde en laatste arbeidsovereenkomst begon op 18 mei 2015.

Tijdens de derde arbeidsovereenkomst raakt werknemer arbeidsongeschikt. Op 24 april 2019 is werknemer 104 weken arbeidsongeschikt. Na een aantal maanden – op 24 december 2019 – besluit werkgever de arbeidsovereenkomst op te zeggen per 1 mei 2020.

Werknemer en werkgever krijgen vervolgens een geschil over de hoogte van de transitievergoeding. Werknemer maakt aanspraak op een bedrag van €56.795,48 bruto over de periode van 21 april 1993 (startdatum van de eerste arbeidsovereenkomst) tot 24 april 2019. Werknemer verwijst naar de laatste arbeidsovereenkomst waarin expliciet is opgenomen dat anciënniteit bewaard blijft voor toekomstige afspiegeling en arbeidsvoorwaarden. Werkgever is van mening dat werknemer slechts aanspraak kan maken op een transitievergoeding van €4.299,77 bruto over de periode van 18 mei 2015 (startdatum van de derde arbeidsovereenkomst) tot 24 april 2019.

De kantonrechter volgt het standpunt van werkgever en oordeelt dat werknemer recht heeft op betaling van een transitievergoeding van €4.299,77 bruto.

Hoger beroep en beslissing hof
Werknemer gaat in hoger beroep en vermeerdert zijn eis. Hij maakt aanspraak op een bedrag van € 59.121,88 bruto aan transitievergoeding, omdat uit moet worden gegaan van de datum waarop het dienstverband is geëindigd (1 mei 2020) in plaats van einde wachttijd (24 april 2019).

Het hof bepaalt dat de bepaling uit de laatste arbeidsovereenkomst dat anciënniteit bewaard blijft voor toekomstige afspiegeling en arbeidsvoorwaarden tekstueel moet worden uitgelegd. Anciënniteit blijft in principe bewaard, maar geldt niet voor een destijds niet bestaande transitievergoeding. Werknemer kan dus alleen aanspraak maken op een transitievergoeding over de periode van de laatste arbeidsovereenkomst.

Voorts concludeert het hof dat werknemer aanspraak maakt op de transitievergoeding tot de datum waarop het dienstverband is geëindigd, oftewel tot 1 mei 2020. Uit de Xella-beschikking volgt niet dat de opbouw van de transitievergoeding eindigt zodra de wachttermijn van 104 weken erop zit.

In de Xella-beschikking gaat het om de situatie dat de werknemer voorstelt het slapende dienstverband met wederzijds goedvinden te beëindigen. In dat geval is de werkgever gehouden daaraan mee te werken. De transitievergoeding hoeft in een dergelijke situatie niet meer te bedragen “dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen”.

In dit geval was er geen sprake van de geschetste situatie, aangezien werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Hierdoor dienen ook de laatste maanden van de derde arbeidsovereenkomst meegenomen te worden in de berekening van de transitievergoeding. Werknemer heeft dus recht op een transitievergoeding van €5.326,37 bruto berekend over de periode van 18 mei 2015 tot 1 mei 2020.

Belang voor de praktijk
Deze uitspraak maakt duidelijk dat bij een slapend dienstverband niet per definitie de dag na het verstrijken van de wachttermijn van 104 weken als einddatum voor de berekening van de transitievergoeding dient te gelden. Enkel in de situatie waarin op verzoek van werknemer het slapende dienstverband met wederzijds goedvinden wordt beëindigd, geldt dat de opbouw van de transitievergoeding stopt zodra de wachttermijn van 104 weken is gehaald. Houd er dus als werkgever rekening mee dat bij andere wijzen van beëindiging van het dienstverband (denk aan opzegging) de transitievergoeding wordt opgebouwd tot de datum waarop de werknemer daadwerkelijk uit dienst treedt.

Indien u vragen heeft over (de beëindiging van) een slapend dienstverband of bij andere vragen over arbeidsongeschiktheid, kunt u contact opnemen met L&A Advocaten.

Bron
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5510