Onlangs oordeelde de kantonrechter Amsterdam dat een zorginstelling tekort is geschoten in haar zorgplicht om besmetting met Covid-19 te voorkomen. De zorginstelling is op die grond aansprakelijk voor de door werkneemster geleden en nog te lijden schade die voortvloeit uit haar covid-19 besmetting.

Casus

Werkneemster verricht in haar functie als (coördinerend) verpleegkundige bij een zorginstelling haar werk zonder Persoonlijke beschermingsmiddelen (“PBM”). Op een gegeven moment test werkneemster positief voor Covid-19. Zij blijft daarna langdurig klachten van haar Covid-19 besmetting ondervinden.Werkneemster stelt haar werkgever aansprakelijk voor de door haar geleden schade als gevolg van long-Covid.

Toetsingskader

Een werkgever moet die maatregelen nemen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om te voorkomen dat een werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Als dit toch gebeurt, dan is de werkgever hiervoor aansprakelijk, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.  

Voldaan aan zorgplicht?

De vraag die bij de kantonrechter voorlag, is of de zorginstelling, binnen de grenzen van wat op dat moment van haar kon worden gevraagd, voldoende heeft gedaan om besmetting van werkneemster met Covid-19 te voorkomen. De kantonrechter beantwoordde deze vraag ontkennend. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de werkgever om duidelijke en specifieke instructies te geven. In dit geval schreef de werkinstructie van de werkgever voor dat het aan de arts is om een besluit te nemen over het aanwezig zijn van een verdenking op Covid-19 en, als dit het geval is, het gebruik van PBM. Volgens de kantonrechter kon niet van werkneemster worden verwacht dat zij in strijd met die werkinstructie zelf besluit tot het gebruik van PBM en/of ingaat tegen een instructie van een arts om geen PBM te gebruiken.Daarbij speelde nog mee dat vanuit de werkgever de boodschap werd uitgedragen dat PBM schaars waren en dus alleen overeenkomstig de geldende richtlijnen mochten worden gebruikt. Als het de bedoeling was dat werkneemster de ruimte had en mocht nemen om PBM te gebruiken op het moment dat zij daar zelf aanleiding toe zag, had daar een duidelijke instructie aan ten grondslag moeten liggen. Dat was niet het geval.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Werkgevers moeten zich ervan bewust zijn dat niet alleen van hen wordt verwacht dat zij in sommige gevallen werkinstructies geven, maar ook dat deze werkinstructies voldoende duidelijk en specifiek zijn. Uiteraard dienen werkgevers er ook op toe te zien dat gegeven instructies door werknemers worden opgevolgd.

Heeft u vragen over de zorgplicht van werkgevers en/of het opstellen en geven van werkinstructies? Neem dan contact met ons op, wij helpen u graag verder.

Bron
Rechtbank Amsterdam 16 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7569