Een secretaresse die behoort tot een Covid-19 risicogroep wilde niet op kantoor werken omdat er geen veilige werkplek voor haar was. De voorzieningenrechter oordeelde in oktober 2020 dat geen sprake was van werkweigering en dat het loon moest worden doorbetaald. Werkgever doet dat niet en het conflict escaleert. Werkneemster verzoekt uiteindelijk zelf ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter ontbindt, oordeelt dat “evident sprake is van ernstig verwijtbaar handelen” en kent werkneemster een billijke vergoeding toe van EUR 46.000,- bruto.

Geen werkweigering, werkneemster heeft recht op loon

Werkneemster werkte tien jaar als secretaresse en receptioniste voor werkgever. Als gevolg van hartproblemen behoort zij tot een Covid-19 risicogroep. Zij wilde thuiswerken zolang haar op kantoor geen veilige werkplek werd geboden en werd daarin gesteund door de bedrijfsarts.

Werkgever stopte de loondoorbetaling vanwege werkweigering. In oktober 2020 oordeelde de voorzieningenrechter dat geen sprake was van werkweigering en werkneemster recht had op haar achterstallige loon. (Over deze uitspraak schreven wij eerder een bericht, zie https://www.lenaadvocaten.nl/actueel/is-sprake-van-werkweigering-als-een-medewerker-behorende-tot-de-covid-19-risicogroep-weigert-fysiek-op-het-werk-te-verschijnen/).

Werkneemster verzoekt om ontbinding

De werkgever weigerde ook na de rechterlijke uitspraak het achterstallige loon te betalen en het conflict escaleerde. Uiteindelijk verzoekt werkneemster zélf bij de kantonrechter ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Evident ernstig verwijtbaar handelen van werkgever

De kantonrechter oordeelt dat “hoewel werkgever dit niet inziet of wil inzien, is evident sprake van ernstig verwijtbaar handelen door werkgever”. Immers: werkgever zette werkneemster onder druk om naar een niet veilige werkplek te komen terwijl zij tot een risicogroep behoorde, volgde het advies van de bedrijfsarts om mediation te starten niet op, zette het loon stop zonder gegronde reden en weigerde aan het vonnis van de voorzieningenrechter te voldoen. De rechter noemt de e-mail van werkgever waarin staat “Ik regel in ieder geval niets meer” alleszeggend voor haar onwelwillende houding.

Billijke vergoeding van EUR 46.000,- bruto

Werkneemster krijgt vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van werkgever zowel een transitievergoeding (van EUR 10.000,- bruto) als een billijke vergoeding toegekend. Werkneemster verzoekt compensatie voor het inkomensverlies over drie jaar (van EUR 105.000,- bruto), omdat zij gelet op haar leeftijd en medische situatie weinig tot geen kans heeft op een andere baan vóór die tijd. De rechter acht dit aannemelijk, maar trekt nog wel de transitievergoeding en het bedrag van een WW-uitkering gedurende 24 maanden van de loonsom voor drie jaren af. De billijke vergoeding komt daarmee uit op EUR 46.000,- bruto.

Deze werkgever heeft het natuurlijk erg bont gemaakt door o.a. een rechterlijke uitspraak tot loondoorbetaling naast zich neer te leggen. Dat hier aldus sprake is van ernstig verwijtbaar handelen is dan ook niet zo verrassend.

Voor de praktijk is het wel interessant om te zien hoe de hoogte van de billijke vergoeding wordt begroot. De rechter neemt het standpunt van werkneemster t.a.v. haar inkomensverlies (3 jaar) als uitgangspunt voor de berekening. Dit is een uitzonderlijk lange periode. Daarbij zal een rol hebben gespeeld dat werkgever deze termijn niet had betwist, alsmede dat de rechter duidelijk vindt dat werkgever een hoge mate van verwijt treft.

Heeft u vragen? Neem dan contact op met L&A Advocaten.

Bron
Rechtbank Limburg, 10 juni 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:5203.