De looncomponenten die meetellen in de berekening van de transitievergoeding worden vrij strikt geformuleerd in regelgeving. Desondanks is er regelmatig aanleiding voor discussie, wanneer er sprake is van een beloning van de werknemer die niet specifiek wordt benoemd in die regelgeving. Aan de hand van een recente uitspraak over een oud-topman van de KLM wordt besproken waarom de (loon)componenten pensioencompensatie, STI en LTI wel meegenomen moeten worden in de berekening van de transitievergoeding.

Regelgeving begrip loon(component)

Een wettelijke transitievergoeding wordt berekend op basis van het “loon” per maand. In het ‘Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding’ en de ‘Regeling looncomponenten en arbeidsduur’ is limitatief bepaald wat wordt verstaan onder het begrip “loon”: het maandloon vermeerderd met de vakantietoeslag, een eindejaarsuitkering en de overeengekomen vaste en variabele looncomponenten. Hoewel limitatief omschreven, is niet de benaming bepalend, maar de materiële kenmerken van het looncomponent. In de praktijk bestaat regelmatig discussie over de vraag of een bepaalde vergoeding dient te worden meegenomen in de berekening van de transitievergoeding.

KLM-topman krijgt alsnog transitievergoeding

Zo ook tussen KLM en haar voormalig topman. Zij legden de rechtbank Amsterdam gezamenlijk de vraag voor of de voormalig topman een wettelijke transitievergoeding toekwam en zo ja, welke componenten bij de berekening moesten worden meegenomen. De rechtbank oordeelde dat er wel recht op een transitievergoeding bestond.

Vervolgens was de vraag of de pensioencompensatie, de Short Term Incentive (STI) en de Long Term Incentive (LTI), die de voormalig topman jarenlang had ontvangen, als ‘loon’ kwalificeren in de zin van voornoemde regelgeving en daarom meetellen bij de berekening van de transitievergoeding.

De pensioencompensatie

Bij een pensioencompensatie gaat het vaak om een maandelijks (bruto) bedrag of een jaarlijkse (eenmalige) vergoeding die de werknemer compenseert voor de beperkte mogelijkheid om bij de eigen werkgever pensioen op te bouwen. Met die compensatie kan de werknemer dan zelf zijn/haar pensioen regelen. Ook de voormalig topman ontving van KLM een pensioencompensatie (door KLM pensioenpremietoelage genoemd). De pensioencompensatie is niet expliciet benoemd in de regelgeving als vast of variabel looncomponent dat moet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding.

Desondanks oordeelde de rechtbank Amsterdam dat de pensioencompensatie wel moet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding, omdat er feitelijk sprake was van een salarisverhoging. Zo betrof het een vaste maandelijkse bruto vergoeding, die vrij te besteden was en werd het bedrag ook fiscaal gezien als loon. Volgens de rechtbank Amsterdam valt de pensioencompensatie in dit geval onder het begrip ‘loon’. Of dit ook geldt voor een jaarlijkse pensioencompensatie is nog de vraag. Het valt te beargumenteren dat de pensioencompensatie dan naar rato onderdeel uitmaakt van het bruto maandloon.

STI & LTI

Indien een STI / LTI afhankelijk is van de prestaties van de werknemer en/of de vennootschap, kwalificeert deze als variabel looncomponent (bonusregeling) in de zin van de regelgeving. Daarbij moet in aanmerking worden genomen of de STI / LTI over de drie jaren voorafgaand aan het jaar van beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd is, en dus niet of de bonus daadwerkelijk is uitbetaald. In het laatste geval zou een werkgever namelijk invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van de transitievergoeding door de variabele beloning niet/later uit te betalen. Dit zou volgens de rechtbank Amsterdam in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. Bij KLM waren de STI’s en LTI over de relevante jaren namelijk nog niet uitbetaald. De STI’s en LTI die toegekend (maar niet betaald) waren in de drie jaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst van de oud-topman, werden dus meegenomen in de berekening van de transitievergoeding.

Kort en bondig

Hoewel de transitievergoeding en de berekeningswijze daarvan al geruime tijd wettelijk verankerd zijn, volgt uit de praktijk en rechtspraak dat er nog regelmatig discussie bestaat over de transitievergoeding en de hoogte daarvan. Uit deze uitspraak blijkt dat een pensioencompensatie, STI en LTI onder voorwaarden onder het begrip ‘loon’ vallen en dus meetellen bij de berekening van de transitievergoeding. Eén en ander is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de specifieke afspraken tussen werkgever en werknemer, zoals de bonusregeling, en de feitelijke uitvoering daarvan. Voor de voormalig KLM-topman pakte dit gunstig uit: de transitievergoeding die KLM hem nu moet betalen is uitgekomen op een bedrag van € 853.788,76 bruto.

Heeft u vragen over dit of een ander arbeidsrechtelijk topic? Neem dan contact op met L&A advocaten.