De kantonrechter Limburg oordeelde recent dat sprake is van een onrechtmatig en discriminatoir ontslag in de proeftijd door een werknemer nog vóór aanvang van de proeftijd te ontslaan. Kort daarvoor heeft werkneemster haar aanstaande werkgever laten weten dat zij met een ernstige vorm van longkanker is gediagnostiseerd. De werkgever ontkent dat de ziekte van werkneemster de reden voor het proeftijdontslag is. De kantonrechter denkt daar echter anders over en veroordeelt de werkgever tot betaling van een billijke vergoeding.

Feiten
Per 1 mei 2022 aanvaart werkneemster een functie bij een zorgorganisatie in Limburg. Na medisch onderzoek wordt werkneemster op 12 april 2022 gediagnosticeerd met een agressieve vorm van longkanker.

De echtgenoot van werkneemster heeft vervolgens verschillende malen telefonisch contact met de werkgever. Op 28 april 2022 wordt de arbeidsovereenkomst schriftelijk door werkgever opgezegd waarbij “de huidige situatie” als reden wordt gegeven, zonder nadere toelichting.

Werkneemster stelt zich op het standpunt dat sprake is van discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte en vordert in deze procedure een billijke vergoeding. Werkneemster voert daartoe aan dat, nadat zij werd geconfronteerd met de diagnose longkanker, haar echtgenoot meermaals telefonisch contact heeft gehad met werkgever. In dat contact is volgens werkneemster enkel haar gezondheidssituatie besproken en wat dit zou betekenen voor de toekomstige arbeidsrelatie tussen partijen. Werkgever zou tijdens die telefonische contacten mondeling hebben toegelicht dat de ziekte van werkneemster de reden voor ontslag is, aldus werkneemster.

Verweer werkgever
Werkgever verweert zich en stelt dat de opzegging te maken heeft met de bedrijfseconomische situatie van werkgever en niets te maken had met de ziekte van de werknemer. Volgens werkgever duidt de “huidige situatie” waarnaar gerefereerd wordt in de opzeggingsbrief, op haar zware financiële problemen. Ter zitting verklaart de directeur van werkgever dat aanvankelijk een passage in de opzeggingsbrief was opgenomen, maar dat men er uiteindelijk voor heeft gekozen om deze passage te schrappen met als doel om onrust te voorkomen.

Oordeel kantonrechter

Opzegging: is sprake van discriminatie?
De kantonrechter overweegt dat de werkgever haar stellingen met betrekking tot haar financiële positie op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd en is daarom van oordeel dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat het proeftijdontslag te maken heeft met de ziekte van werkneemster. Er is daarmee volgens de kantonrechter gediscrimineerd op grond van een handicap of chronische ziekte. Dientengevolge is de opzegging van de arbeidsovereenkomst onrechtmatig.

Billijke vergoeding
Uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens de kantonrechter dat het opzeggen in strijd met de geldende regels (waaronder de gelijke behandelingswetgeving) de werkgever ernstig valt aan te rekenen, zodat sprake is van ernstige verwijtbaarheid.

Werkgever wordt daarom veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van EUR 33.000 bruto.

Het uitgangspunt van een proeftijd is dat binnen deze periode zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsovereenkomst per direct kan opzeggen. In zo’n geval is niet vereist dat sprake is van een redelijke grond en is ook inmenging van de kantonrechter of van het UWV niet vereist. Ook kan een proeftijdontslag gegeven worden nog voordat de arbeidsovereenkomst aanvangt.

De gelijkebehandelingswetgeving geldt echter onverkort in deze periode. Dat betekent dat het verboden is om bij het aangaan en beëindigen van een arbeidsovereenkomst onderscheid te maken op basis van een handicap of chronische ziekte, maar bijvoorbeeld ook op grond van zwangerschap.

Zorgvuldigheid is dus geboden, ook bij een opzegging in de proeftijd!

Bron
Rechtbank Limburg (locatie Roermond) 25 oktober 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:8265