Een op de drie werknemers heeft een concurrentiebeding. Een recente uitspraak bevestigt dat een concurrentiebeding verstrekkende gevolgen kan hebben voor de werknemer. Uit onderzoek volgt ook dat er werkgevers zijn die het concurrentiebeding slechts hanteren om uitstroom van personeel te voorkomen. De minister SZW heeft aangekondigd dat de uitkomst van het onderzoek aanleiding is voor het uitwerken van beleidsopties door een volgend kabinet.

Inleiding

Het concurrentiebeding wordt zeer regelmatig (bij één op de drie werknemers) opgenomen in arbeidsovereenkomsten.

Omdat het concurrentiebeding de mogelijkheden van de werknemer beperkt om na het einde van zijn of haar arbeidsovereenkomst (soort)gelijke werkzaamheden uit te oefenen bij een ander bedrijf of als zelfstandig ondernemer, gelden er strikte voorwaarden voor het opnemen daarvan. Onder andere voor opname in een tijdelijk contract is een – gemotiveerd – ‘zwaarwegend bedrijfsbelang’ noodzakelijk.

De werknemer kan de rechter verzoeken een – rechtsgeldig overeengekomen – concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen. De rechter maakt dan een afweging tussen de belangen van werknemer (bij vernietiging) en werkgever (bij handhaving van het beding).

 

In de praktijk

Dat een concurrentiebeding voor een werknemer verstrekkende consequenties kan hebben volgt uit een recente uitspraak. Een salesmanager tekende voor een arbeidsovereenkomst met concurrentiebeding, was elf dagen werkzaam voor werkgever en stapte toen over naar een concurrent van werkgever. De rechter oordeelt dat (ondanks de korte duur van het dienstverband) het concurrentiebeding moet worden nageleefd, maar beperkt de duur van het beding wel. Concreet betekent dit voor de werknemer dat hij op straffe van een dwangsom zijn nieuwe werkzaamheden moet staken.

 

Wijzigingen op komst?

In de politiek gaan er geluiden op om het concurrentiebeding tot ‘het strikt noodzakelijke’ te beperken. In dat kader wordt overwogen dat Nederland, internationaal gezien, wel erg ruime mogelijkheden heeft om een concurrentiebeding op te nemen. Dat zou de arbeidsmobiliteit belemmeren. Voor tijdelijke contracten wordt er bovendien op gewezen dat de invulling van de ‘zwaarwegende bedrijfsbelangen’ van de werkgever niet eenduidig is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft het gebruik en effect van het concurrentiebeding op de arbeidsmarkt laten onderzoeken. Een van de conclusies is dat sprake is van een wijdverbreid gebruik van het concurrentiebeding onder werkgevers zonder dat daar ‘noodzaak’ toe is. Een op de drie werkgevers zou het concurrentiebeding slechts hanteren om uitstroom van personeel te voorkomen. Dat heeft volgens het onderzoek een (negatief) effect op de arbeidsmobiliteit. De minister SZW heeft aangekondigd dat de uitkomst van het onderzoek aanleiding is voor het uitwerken van beleidsopties door een volgend kabinet.

 

Belang voor de praktijk

Gelet op de huidige krapte op de arbeidsmarkt kunnen wij ons voorstellen dat dit onderwerp niet lang op de plank blijft liggen als het kabinet is gevormd. Mocht u als werkgever concurrentiebedingen overeenkomen met uw werknemers, dan is het raadzaam om de wetgeving op dit punt te blijven volgen.

 

Voor vragen of geschillen over het concurrentiebeding, kunnen wij u nader adviseren.